Hoe toonladders oefenen: inleiding

Je toonladders oefenen is een noodzakelijk iets en hoeft helemaal niet saai te zijn. Welke toonladders en vingerzettingen je kan oefenen zijn een hot item op talloze les sites, fora, youtube en gitaar communities “all over the web”. Talloze “ster” gitaristen laten er op die sites hun licht op schijnen.

Je hebt die toonladders en hun vingerzettingen nodig om solo’s en improvisaties te spelen. Ze zijn je basis vocabularium waaruit je noten zal kiezen om je solo’s op te bouwen. Het zijn je google maps waarin je later al improviserend zal rondrijden. Als je in een praktische situatie terecht komt waarin je een solo moet (mag) spelen is het wel zo handig als je de toonladder die je hiervoor nodig hebt “in je vingers” hebt.

Toonladders zijn eigenlijk de eenvoudigste vorm van melodie en daarom ook een goed vehikel om je (basis) techniek te ontwikkelen of aan te scherpen. Ook daarom is het geen goed idee een toonladder zomaar even “onmuzikaal” af te rammelen zonder enig gevoel voor klank (“tone”), ritme of dynamiek (en dat is iets wat ik heel veel zie/ hoor gebeuren).

Maar hoe ga dan je te werk?

  1. Speel zo vroeg mogelijk in een vast tempo met een bestaande notenwaarde. Kies een tempo/ notenwaarde waarmee je zo weinig mogelijk (geen eigenlijk) fouten maakt en je zoveel mogelijk aandacht kan besteden aan de uitvoering. Als dat hele noten aan 70 bpm moet zijn, en dat is heel traag, dan moet dat maar…
  2. Oefen liefst eerst 1 octaaf voordat je de hele vingerzetting aanvat.
  3. Gebruik een backing track. Voor de do (C) groot toonladder gebruik je bij voorbeeld een backing track die bestaat uit het C akkoord.
  4. Zing (liefst) of zeg de noten terwijl je ze speelt.

De uitvoering:

  • Speel “legato”: laat elke noot zo lang mogelijk klinken tot de volgende noot. Dit is iets anders dan de legato gitaartechniek. Hou elke noot aan voor zijn volledige waarde.
  • Sla “gemiddeld luid” aan. Knal de noten er niet uit met een super harde aanslag, maar speel ook niet fluisterzacht. Je moet wat reserve hebben…zowel naar de luide kant toe als de stillere kant toe.
  • Gebruik een goede aanslag techniek: de snaar niet “pitsen” of “aanvegen”. Gebruik je pols als scharnier.  Maak geen al te grote bewegingen met je plectrum.
  • Let op je aanslagrichting: voor trage passages (tot 4e noten aan 120 bpm) sla je alle noten in dezelfde richting aan (allemaal down- of upstrokes). Snellere notenwaarden speel je in principe met alternate picking.
  • Let op je linker hand houding: duim ongeveer verticaal in het midden van de hals. De duim “over” je hals zal je hand “verkleinen”, wat niet de bedoeling is.
  • “Fret” de noten met een minimum aan inspanning en juist achter de fret, Druk niet harder op de snaar dan nodig. Als je te hard drukt klinkt dit vals (te hoog). Zorg dat je 4 vingers van de linkerhand dicht bij de snaren blijven
  • Let tenslotte ook op je algehele lichaamshouding: zit NIET onderuitgezakt met je gitaar bijna horizontaal. Zit rechtop (liefst op een stoel en niet met gekruiste benen op je bed) en gebruik bij voorkeur een riem die genoeg aangespannen is om je gitaar te “laten hangen” zodat die net niet op je bovenbeen rust als je zittend speelt. Jezelf dus ook liefst niet “om je gitaar krullen”.

Volgende